Deze zomer, vanuit een luchtballon boven the master planned communities in the Carmel Valley, iets ten noorden van San Diego.





Deze zomer, vanuit een luchtballon boven the master planned communities in the Carmel Valley, iets ten noorden van San Diego.
Veel bewoners van linkse steden als Seattle, Portland, Oakland, Berkeley en San Francisco kijken al hoopvol uit naar de verkiezingen in 2020.
Twintig jaar terug werd groen in Californië al succesvol ingezet als marketinginstrument bij de entrees van gated communities. Met een stuk of wat flinke palmbomen of bloeiende struiken bij de gate, oogde zo’n saaie woonwijk meteen een stuk luxer, unieker en daarmee aantrekkelijker. Deze zomer in LA, San Diego en Seattle viel mijn oog op het veelvuldig gebruik van groen op muren van speciaalzaken en luxere shopping malls. Of het de verkopen echt aanjaagt, durf ik niet te zeggen. Je merkt wel dat deze groene winkelstraten en malls uitnodigen om te verblijven en elkaar te ontmoeten. To be or to buy, that’s the question.
Een maand geleden waren we een paar dagen in LA als onderdeel van een road trip. Met een tienerdochter was Melrose Avenue in West Hollywood een must. Deze straat trekt jonge instagramtoeristen uit de hele wereld. Ze staan in de rij voor hippe winkels, waarvan ze weer foto’s verspreiden op social media, en doen foto shoots voor de diverse kleurrijke muren. De grootste trekker is the Pink Wall van Paul Smith met jaarlijks meer dan 100.000 posts op social media. Een succesvol staaltje van social street branding. Wat goedkope marketing lijkt, is het niet. Paul Smith besteedt jaarlijks zo’n $60,000 dollar om de muur met een driemaandelijkse verfbeurt op kleur te houden en dagelijks handmatig te laten reinigen. Niet iedereen is blij met de muur. Zo verscheen in september de tekst Go Fuck Ur Selfie op de muur. Niet lang trouwens. Binnen 24 uur was de muur weer trademark roze.